Spelden
"Ik ben me nog aan het kleden, maar je mag wel binnenkomen hoor". Na haar middagdutje was mevrouw Matthijsse in de keuken druk doende met het spelden van de doek over haar beuk. 80 jaar ervaring school in de vingers die ongezien hun weg volgden om de spelden op de goede plek te zetten in haar dracht. Het ging wel moeizaam. In gedachten was ze al verder dan haar reumatische vingers konden bijbenen. Het resultaat was een beetje scheef, zij voelde het en ik zag het. Maar het zat en ze was er trots op, blij mee want nu ging het nog.
In stilte keek ik toe met een mengeling van respect en mededogen. Ik hoefde het niet te vragen. Op haar burgers? Dat nooit. Ze zou er het verzorgingshuis voor mijden, want daar was die transformatie onontkoombaar.
Over heimwee spraken we daarna aan de keukentafel. Over een volle kerk waarin de witte brede kappen fier de rijen vulden. Vanaf de kansel was er ooit een foto van gemaakt, wat een prachtig gezicht was dat. Tientallen keren was de zwartwitfoto afgedrukt.
Met die heimwee had ik het mis, maar dat besefte ik pas jaren later. Mevrouw Matthijsse had geen heimwee, ze miste haar verlangen. Het verlangen naar een gemeenschappelijke identiteit. Er waren nog vier kappen over in de kerk, daar was niets fiers meer aan. Zeker niet als je ook de lege plekken telde die in de loop der jaren in de rijen waren ontstaan. Terwijl ze gedachteloos met haar vingers langs de spelden ging, sprak ze over haar verlangen.
"Ik pak de vragen even", en ze reikte naar haar bijbel op het dressoir achter haar. Er stak een handgeschreven briefje uit. Dat was de echte reden van mijn bezoek. Mevrouw Matthijsse spaarde als secretaresse van de vrouwen bijbelkring de vragen op waar de nog resterende zeven leden in hun gesprekken niet uit waren gekomen. Naar goed gebruik zou aan het einde van het seizoen de dominee de antwoorden komen geven. Zoiets als de spelden op de goede plek zetten. Deze dominee was intussen kerkelijk werker, maar het gebruik moest blijven. De vragen ben ik al lang vergeten, de aanhef niet. Stevig onderstreept stond er: Hoe moeten wij denken over….
Gek hoe herinneringen hun eigen leven kunnen leiden. Het was najaar '82. De samenkomst waar ik de antwoorden zou geven ben ik al lang vergeten. Het briefje zie ik nog voor me alsof het gisteren was. En de spelden tussen haar vingers, die ook.
Toen ik met het briefje naar huis liep voelde ik me er verlegen mee. Wie was ik nou helemaal om te zeggen hoe anderen móéten denken over wat dan ook? Die tijd was toch al lang voorbij? Nogmaals, de bijeenkomst zelf ben ik vergeten. Maar nu, veertig jaar later, hoop ik dat ik mevrouw Matthijsse en haar vriendinnen niet heb teleurgesteld. In ieder geval niet heb teleurgesteld in het verlangen dat achter de vragen schuilging. Het verlangen naar gezien worden als unieke mensen, het verlangen naar gemeenschappelijkheid, en naar een gedeelde identiteit. Noem het geloofsgemeenschap.
Ik hoop dat ik hen daarin een beetje heb kunnen 'prikkelen'. Ik denk van wel, want bij mevrouw Matthijsse mocht ik blijven komen. We hebben nog heel wat goede gesprekken gehad aan haar keukentafel.
Intussen ben ik veertig jaar verder. Ontelbare keukentafels, salontafels, gesprekstafels, vergadertafels verder.
In een hoekje zie ik, in mijn gedachten, soms mevrouw Matthijsse zitten. Als het weer eens over gedoe gaat, over minder of over vroeger, of over wat we eigenlijk morgen zouden moeten doen. In gedachten zie ik mevrouw Matthijsse knikken bij alle zorgen, maar ik zie ook haar vingers gedachteloos langs de spelden gaan. Trots op haar eigen identiteit. En dan denk ik: laten we vooral het gesprek over verlangen blijven zoeken. En hoe we elkaar daarin kunnen prikkelen om geloofsgemeenschap te zijn. Aan tafel!
Bart van Noord